Fameuze cols in de Savoie

Een van Europa's mooiste bergroutes

Vroeg of laat kom je als camperaar in de Franse Alpen terecht, dat kan bijna niet anders. Met de route die we op deze bladzijden voorstellen, bereis je een deel van de machtige Franse cols, passen die niet zelden voor een beslissing zorgen in de Tour de France. Klinkende namen als Col de l’Iseran en Col du Galibier, om er een paar te noemen. Die Iseran is tevens Europa’s hoogste verharde pasweg, op 2770 m.

Goed, je moet van rijden in de bergen houden, anders is het niet leuk. Maar een beetje liefhebber heeft hier een paar fantastische dagen met schitterende bergwegen, malse, groene bergweiden met rustgevend grazende koeien, hooggebergte met ijsblauwe gletsjers, waar besneeuwde bergtoppen (meestal) afsteken tegen knalblauwe luchten. De ware hairpinaficionado zal de hele route willen rijden. Wij kozen voor het mooiste deel – dat is natuurlijk discutabel –, van het Meer van Genève tot de vestingstad Briançon.

Vier dagen toplandschap

De gehele Route des Grandes Alpes beslaat ongeveer 700 kilometer, verbindt zeventien passen met elkaar en eindigt aan de Côte d’Azur, in Menton, tegen de Italiaanse grens. Ze voert je dus van het wisselvallige bergklimaat naar de weldadige warmte van de subtropische Riviera. Alleen, zeventien bergpassen achter elkaar, dat vinden we wat veel van het goede. Wij nemen er acht, plus een een kleintje. Dat traject is 384 km lang en we trekken er vier dagen voor uit. Zo is er onderweg alle tijd voor een wandeling, een stadje, een museum en lekker lang lummelen in de soms spectaculair hoog gelegen cafés, tussen de fietsers en de motorrijders. Per dag is de pure rijtijd ongeveer drie uur.

Geopend in 1937

Klassieke autotoeristen, zoals de vicevoorzitter van de Touring Club de France, droomden vanaf de vroege 20e eeuw van een ‘unieke route voor Europa, van ‘de mooiste bergweg ter wereld’. In de 19e eeuw waren grote delen van dit gebied nog behoorlijk geïsoleerd, hoewel het Franse leger hier en daar voor verbindingen had gezorgd. Met de aanleg van deze toeristische route kwamen nog veel meer gebieden en dorpen uit hun isolement. Het bergvolk kon gemakkelijker de wereld in en nieuwsgierige reizigers konden kennismaken met het hooggebergte. Vanwege het strategische belang van de route financierde de Franse staat de nog ontbrekende delen. Met de opening van de weg over de Col de l’Iseran in 1937 was de route compleet.

Start aan Lac Léman

Acht kilometer vóór startplaats Thonon-Les-Bains overnachten we naar volle tevredenheid op Camping Le Châtelet in Sciez, een paar minuten lopen van het Meer van Genève. Door de stromende regen zien we bar weinig van dat mooie landschap, maar een uitstekend restaurant bij de jachthaven maakt veel goed. De eerste dag rijden we 92 km, eerst langs de Gorges du Pont du Diable, een spectaculaire kloof waar de Dranse door het Chablaismassief stroomt. Morzine (1000 m) tikken we even aan; deze wintersportplaats wordt in de zomer aangeprezen voor gezinsvakanties. Veel huizen met hout, de hoofdstraat telt voornamelijk cafés en sportzaken. De Col des Gets (1170 m) is onze eerste pas, maar is eigenlijk nauwelijks als zodanig herkenbaar. Taninges en Cluses zijn oude industrieplaatsjes. Het uurwerkmuseum van Cluses mag de liefhebber niet overslaan. We zijn in het dal van de Arve, dat biedt al uitzicht op de Mont Blanc (bij goed weer).

De kleinere D4 naar Le Grand Bornand heeft kartuizerklooster Le Réposoir voor ons in petto. Niets spectaculairs, wel heerlijk rustig om hier wat rond te lopen, bijvoorbeeld door de romaanse kloosterhof. Door weelderig groen slingert de D4 verder naar de Col de la Colombière (1618 m). In de laatste anderhalve kilometer verandert het lieflijke, boomrijke landschap met grazende koeien toch nog in een bijna alpiene entourage. Mooie afdaling.

Kaasjes op de markt

In het prettige bergdorp Le Grand Bornand (950 m) struinen we na een prettig verblijf op camping L’Escale over de weekmarkt (woensdag) waar vooral kazen als de reblochon en de tomme de Savoie onze aandacht krijgen. Vandaag weer een kleine honderd kilometer rijden. We bestijgen de Col des Aravis (1487 m) met de kleine kapel van Sainte Anne, ‘zij beschermt de reizigers’. Het bijzondere uitzicht op de Mont Blanc blijft voor ons verborgen helaas. De Col des Saisies (1633 m) is in de winter mooier denk ik. Voor de auto’s van de vele wintersporters zijn enorme asfaltvlakten aangelegd. Na de pashoogte begint Les Saisies, in alles een station de ski. Wel is er hier, waar het gebied van de Grandes Alpes (de hoogste bergen) begint, een massief uitzicht op het Mont Blancmassief. Karakteristieke graasweiden met witgevlekte. licht- en donkerbruine runderen. In de Tour de France van 1979 kwam Henk Lubberding hier als eerste door.

Het echte werk begint

Beaufort (720 m) is een leuk dorp met aardige hoekjes. In de kerk is de houtgesneden kansel uit 1722 een bezienswaardigheid. We klimmen 20 km naar de Cormet de Roselend (1968 m), een prachtige pasweg met veel haarspeldbochten. Vóór de pas kom je in een kom met een stuwmeer. Op de pashoogte is het rustig, er is geen café. Volop genieten van het landschap is het devies. Ook de afdaling begint prachtig, alpien landschap met ruime uitzichten. Door de Vallée des Chapieux en langs de woeste Torrente des Glaciers bereiken we Bourg-Saint-Maurice (800 m), een bedrijvig stadje in het dal van de Isère. Boven Bourg liggen de skidorpen Les Arcs, in de jaren 70 aangelegd tegen de hellingen van de Aiguille Rouge (3227 m). Er zijn moderne nederzettingen op verschillende hoogten: Arc 1600, Arc 1800, Arc 1950 en Arc 2000. Moderne skioorden als Les Arcs zijn er veel meer in de Savoie. Ze zijn ontworpen voor skicomfort; inpassing in het landschap en leefbaarheid – ’s zomers zijn die dorpen vaak uitgestorven – waren toen van minder belang.

Het Parc National de la Vanoise

Camping Huttopia biedt ons aan alle kanten zicht op bergen. Een hekje achterin brengt je bij de rivier Le Versoyen, dan is het 1,5 km naar het centrum van Bourg-Saint-Maurice, dat overigens niet veel bijzonders heeft te bieden. We hebben zin in dag drie (ruim 120 km), de machtige Col de l’Iseran staat op het programma. De weg stijgt naar enkele bekende skioorden. Voor ons ligt het Parc National de la Vanoise; in 1963 was dat het eerste nationaal park in Frankrijk, mede ingesteld om de invloed van de sterk groeiende wintersport in te perken. Tignes laten we rechts liggen, onze route leidt naar het beroemde Val-d’Isère (1849m). De chique wintersportplaats is nogal in trek bij Engelsen. Val-d’Isère biedt een groot aantal zonne-uren en een magnifiek hooggebergtelandschap. In het centrum wordt gepoogd de sfeer van een Frans bergdorp uit te stralen – oordeel zelf.

De zeer uitzichtrijke en bochtige weg leidt ons naar de Col de l’Iseran (2764 m). De hoogste (verharde) pas in de Alpen biedt fantastische panorama’s. De afdaling is zo mogelijk nog mooier, kilometers lang tussen besneeuwde bergen – geweldig om hier te rijden! We komen in de (Haute) Maurienne, een dal waarin industrie een belangrijkere rol speelt dan landbouw.

We passeren het stemmige dorpje Bonneval-sur-Arc, om zes kilometer verderop, in Bessans, de 15e-eeuwse Chapelle St-Antoine aan te doen, met name voor de interieurschilderingen – en om de schitterende pasweg te verwerken bij een kop koffie.

Ziplines in het dal van de Arc

Onderweg naar Modane, vier kilometer voorbij Bramans, zie je rechts van de D1006 een fortenvesting liggen. Even verder is rechts een parkeerplaats bij een redoute (versterking). De ‘Tibetaanse kloosters’ aan de overkant zijn forten uit 1819-1834. Met deze Barrièrre de l’Esseillon wilde het Huis Savoye voorkomen dat zijn bezittingen in het huidige Piemonte in handen van Frankrijk zouden vallen. Een wandelingetje hier loont de moeite. Je kunt namelijk door een erg leuk klimpark lopen naar een ‘balkon’ boven het dal. Daar suizen regelmatig joelende personen voorbij aan enorme tyroliennes, ook wel ziplines of tokkelbanen genoemd. Ze zweven over een diep gelegen kloof naar de overkant – spectaculair!

Modane (1080 m) is niet onaardig, pas bij het station wordt het een beetje levendig. Hier begint de Fréjustunnel, een belangrijke verbinding met Italië, dwars door een paar drieduizenders. De tunnel werd in 1980 geopend en is bijna dertien kilometer lang, Omdat het gunstig ligt voor de voortzetting van onze passenroute morgen, nemen we onze intrek op campinkje Le Marintan in Saint-Michel-de-Maurienne. De klassieke wielerwedstrijd Critérium du Dauphiné (Libéré) streek hier toevallig ook net neer, daardoor was er nog enig leven in het dorpje aan de Arc.

Toptrio: Télégraphe, Galibier, Lautaret

Op onze laatste passendag rijden we maar 73 km, maar wel over de Col du Galibier. We hebben ruim de tijd om de vele fietsers aan te moedigen, dat begint al bij de Col du Télégraphe (1566 m). Het ouderwetse en gezellige ‘Relais du Télégraphe’ zit vol met dunne fietsers en dikke motorrijders. Er zijn aardige uitzichten, onder meer op het Mauriennedal met de snelweg A43. Iets verder ligt het praktisch uitgestorven Valloire (1430 m). Dat het over een dikke maand etappeplaats in de Tour zal zijn is alleen aan een spandoek af te lezen.

De Col du Galibier (2646 m) is misschien wel de gaafste pas om te rijden – hoog, alpien landschap met gruiswanden en sneeuwresten, zo ver je kunt kijken! De flink stijgende pasweg gaat van groen bebost naar ruig naar woest. We stoppen regelmatig om fietsers aan te moedigen en te fotograferen, en ook om kaas te kopen: op 2150 m is er een hutje waar een mevrouw Beaufort verkoopt. Bram uit Flevoland had het zwaar, vertelde hij; zijn maat was al boven, zijn hele lichaam deed pijn en de laatste kilometer is killing steil. Maar boven kan zijn geluk niet op, ook al krijgt hij kramp in zijn bovenbeen. Overigens: voertuigen boven de 3,5 ton moeten kort voor de pashoogte de tunnel nemen. Bij goed weer is er uitzicht op onder meer de Mont Blanc en de Monte Viso – iets hoger staat een oriëntatietableau. Joop Zoetemelk kwam hier in 1972 als eerste boven en Gert-Jan Theunisse in 1989. Met een demarrage op de flanken van de Galibier sloeg Marco Pantani – door velen beschouwd als de beste klimmer ooit – zijn beslissende slag in de Tour van 1998. Dit jaar legde de jonge Colombiaan Egan Bernal hier de basis voor zijn eindzege. Na een geweldige afdaling van 9 km kom je op de D1091, die daar net de Col du Lauteret (2058 m) bereikt. Dat is een ‘eenvoudige’ pas, geen hairpins, een brede weg, geen afgronden. Als verbinding tussen Grenoble en Turijn is deze weg ook behoorlijk druk bereden. Op loopafstand van het gezellige ‘horecaplein’ ligt de Jardin botanique alpin met planten uit de Alpen, de Kaukasus, de Andes en de Himalaya.

En dan begint Het Zuiden

De Lautaret wordt wel beschouwd als de grens tussen de noordelijke en de zuidelijke Alpen. Door het dal van de Guisane voert de D1091 in een kleine dertig kilometer naar Briançon (1326 m), een druk verkeerspunt omdat hier zo’n vier, vijf dalen samenkomen. Eind 17e eeuw werd het strategisch gelegen bergstadje door oorlogsgeweld verwoest. Naar verluidt zijn slechts 2 van de 258 huizen toen niet afgebrand. Lodewijk de Veertiende gaf (vesting)bouwkundige Vauban – zijn werk kom je in heel Frankrijk tegen – de opdracht de bovenstad van Briançon te herbouwen en tevens te versterken. In 1815 bleek nog de kracht van de vesting. Met slechts zeshonderd manschappen, tegen twaalfduizend van de vijand, werd een beleg van drie maanden doorstaan. De bovenstad, nog niet lang geleden overlopen door toeristen, is een wandeling waard. De benedenstad is goed voor winkels en restaurants. Camping des 5 Vallées, 4 km ten zuiden van het centrum, voldoet prima.

Dit waren prachtige dagen, misschien moeten we in de toekomst ook nog maar eens het zuidelijke deel van de Route des Grandes Alpes overwegen.

De weg vinden

Omdat de route is bewegwijzerd, met bruine borden en in beide richtingen, is het niet moeilijk om haar te volgen. Wel kan het gebeuren dat je een bord verwacht en er toch geen ziet. Zorg voor goede kaarten, bijvoorbeeld de gele Michelin 328 en 333, de beste autokaarten. Het is handig om tevoren daarop de route te markeren. Websites als losapos.com (kijk bij ‘roadtrips’) en moveyouralps.com geven daarvoor uitstekende informatie. Handig is de scheurvaste kaart ‘Route des Grandes Alpes’ van IGN, de Franse topografische dienst, met aan de zijkant een informatief hoogteprofiel. Leest wat minder lekker dan de Michelin, maar de route is er op voorgedrukt – een kind kan de was doen. Deze kaarten, ongeveer een tientje per stuk, zijn verkrijgbaar bij reisboekhandels, zeker ook online.


De beste reistijd

Een aantal passen is het hele jaar geopend. Enkele hogere passen in deze route zijn meestal pas in de loop van juni berijdbaar, zoals de Col de l’Iseran en de Col du Galibier; en in het zuidelijke deel de Col de l’Izouard. Doorgaans zijn de bergpassen tot eind oktober berijdbaar maar de hoogste kunnen eerder sluiten bij vroege sneeuwval. Kijk voor informatie over open/gesloten op bijvoorbeeld www.alpentourer.nl. Dit is dus een route voor de zomermaanden. Wil je de drukte van het hoogseizoen vermijden dan zijn de perioden half juni-half juli en begin september tot half oktober ideaal.

Tekst: Harry Schuring

Foto’s: Harry Schuring, Savoie Mont Blanc/Chabance/Bijasson

Laat een reactie achter

U bezoekt de website in Internet Explorer, deze browser is verouderd. Wij kunnen u niet garanderen dat de website optimaal functioneert. Wij raden u aan een andere browser te gebruiken.