De veelzijdige schoonheid van Finistère

Ruige kusten en lieflijk binnenland in West-Bretagne

In juni en juli kleuren de winderige rotskapen van Frankrijks meest westelijke landstreek paars van de dopheide en geel van de gaspeldoorn – een lust voor het oog, zeker in combinatie met een blauwe lucht. Iets van de kust af toont Bretagne zich al snel zacht en toegankelijk: groene weiden, bosranden, grazende koeien en vredige dorpjes met de karakteristieke witte huizen.

Waar Bretagne in de Atlantische Oceaan steekt, ligt het departement Finistère. De Romeinen – hier danig in de weg gezeten door Asterix en Obelix – spraken al van finis terrae, het einde van het land. De kust van Finistère verloopt erg grillig en is daardoor honderden kilometers lang. De mooiste delen bevinden zich op het schiereiland van Crozon, landschappelijk gevarieerd, historisch en cultureel oer-Bretons. Eerst bezoeken we echter het noorden van Finistère, van Morlaix naar Brest.

De baai van Morlaix

Het wereldberoemde Mont St-Michel laten we liggen en langs St-Malo en St-Brieuc koersen we westwaarts. Morlaix is de eerste overnachtingsplaats, zo hadden we gedacht. Op de N12 gaan we echter vóór Morlaix richting kust. We willen de prachtige Baie de Morlaix van alle kanten bekijken. Vanaf Le Diben volgen we de smalle kustweg naar Morlaix. In de baai varen vissersscheepjes en liggen eilandjes met kastelen en vuurtorens. De kust met romantische minibaaitjes en schattige huisjes vormt een warm welkom in deze streek. Via de Cairn de Barnenez, een imposante grafheuvel uit 4600 v.C., zoeven we streekcentrum Morlaix in. Het is een leuk stadje met een markant spoorviaduct. In straten en op pleinen als de Place Allende staan prachtige vakwerkhuizen, niet zelden met uitkragende verdiepingen. Zo dicht mogelijk langs het water rijden we het stadje aan de westkant van de baai weer uit, over de D769. Zo hebben we een mooi zicht op de slikken van de zeeinham; bij eb blijft er maar een klein stroompje over. Carantec is een ingetogen badplaatsje met mooie villa’s uit de belle époque. Rondom de Pointe de Penn-al-Lann maken we een mooie wandeling net boven de zee en door het arboretum van het Parc Claude-Goude.

Iets noordelijker, in het bedrijvige St-Pol-de-Léon, staat een grote gotische kerk met mooie ramen en houtsnijwerk op de koorstoelen, beide uit de 16e eeuw. Overnachten doen we op Camping Aux 4 Saisons bij Roscoff, een vissershaven waar ook een veerboot naar Plymouth vertrekt. Van de camping is het een mooie wandeling of fietstocht (ruim 3 km) langs de baai naar het oude centrum van Roscoff. De scheepvaart was lang op Engeland en Ierland gericht, getuige bijvoorbeeld de uienhandel van de Johnnies. Het toeristische stadje telt mooie granieten huizen en veel restaurants.

Kleine en grote kerken

Door het lieflijke dal van de Penzé (D31) zakken we af om ons onder te dompelen in de diepreligieuze kunstuitingen van vier, vijf eeuwen geleden. In St-Thégonnec, Guimiliau en Lampaul-Guimiliau bezoeken we de omheinde parochie-erven (zie kader). Vooral in Guimiliau troffen ons de expressieve beelden op de calvaire, naast de mooie ramen in de kerk. Om een stuk westelijker de Côte des Abers (inhammen) te bereiken, kiezen we waar mogelijk voor de groen gebiesde wegen op de Michelinkaart 308. Ook maken we een korte stop in Le Folgoët om de laatgotische basiliek te bekijken. Zelfs stilzitten op een bankje – er is een mis gaande – is al de moeite waard.

Les Abers: getijden en zeewier

De inhammen van de Côte des Abers stromen twee keer per dag vol. Als het water weer wegebt, komen de vissersbootjes op hun kant te liggen; sommige zeilboten blijven door hun zwaard rechtop in de modder staan. We gokken op een plekje bij Camping de la Grève Blanche, bij Plouguerneau. Geen probleem! Tja, corona houdt veel mensen dicht bij huis; hier staan alleen Fransen. De plekken liggen in een soort duinlandschap, erg mooi. Je loopt zo het strand van de minibaai op. De receptie belt voor ons even naar een dichtbij gelegen crêperie, dat ze een tafeltje vasthouden. Hmm, erg lekkere hartige crêpes bij Le Lizen, daar doet de zwijgende (echtelijke?) oorlogvoering tussen de kok en de serveerster nauwelijks aan af.

Aber-Wrac’h is een leuk, kleinschalig watersportplaatsje aan de gelijknamige diepe inham. Wie doorrijdt naar de Baie des Anges, ziet aantrekkelijke huisjes in groen duinlandschap. De Aber Benoît steken we over en we volgen de mooie kustweg via Melon (met leuke cafés) tot de Aber Ildut, een smallere inham. Lanildut is een mooi plaatsje. De rotspartij Rocher du Crapaud markeert de grens tussen het Kanaal en de Atlantische Oceaan. Hier ligt ook de zeewierhaven.

Brest is een grote stad

Onderweg naar Brest zoeken we de vijfduizend jaar oude menhir van Kerloas even op. De 9,5 m hoge steen staat nog fier overeind op een mooi plekje. In en rond de hoofdstad van Bretagne wonen ruim 300.000 mensen. Brest ligt mooi op een heuvelachtige oever van de Rade de Brest. De haven- en marinestad werd in WOII zwaar gebombardeerd; de binnenstad is daarna overzichtelijk herbouwd. Het veel bezochte museum Océanopolis toont het leven beneden de zeespiegel. Liefhebbers kunnen ook naar het Marinemuseum of het Museé des Beaux-Arts.

Schiereiland Crozon

De toerismedienst van Bretagne – en trouwens ook van andere regio’s – heeft een lijst aangelegd van ‘karaktervolle stadjes’. Dat zijn natuurlijk leuke plekken om te bezoeken, al is het er doorgaans nogal toeristisch. Het mooi gelegen Le Faou (spreek uit ‘foe’), ten oosten van de Rede van Brest, valt in dat opzicht nog wel mee. Aan de hoofdstraat staan behalve vakwerkhuizen enkele typische granieten huizen (16e eeuw) met uitkragende verdiepingen en leistenen gevel- en dakbekleding.

Vooraf dachten we dat het Presqu’île de Crozon het hoogtepunt van onze trip zou zijn; dat klopt ook wel ongeveer. Het vrij rustige schiereiland oogt hier en daar wat desolaat maar vaker lieflijk, is erg bloemrijk en biedt een prachtig kustlandschap met kliffen en rotsen omgeven door altijd witgekopte golven. De hoogtepunten – waar ook wel aardig wat mensen op afkomen – zijn de kapen aan de uiteinden. De Pointe des Espagnols aan de noordkant wordt gedomineerd door verdedigingswerken en biedt uitzicht op Brest. Camaret-sur-Mer is een aardig vakantieplaatsje met een gezellige drukte bij de haven. Op de sillon, een natuurlijke dam, staat de sierlijke Notre-Dame-de-Rocamadour, naast de onlangs gerestaureerde Tour Vauban, militair werelderfgoed uit 1698. Mooiste plek op het schiereiland is zonder twijfel de Pointe de Penhir. Diverse wandelpaden op het einde van de kaap voeren naar adembenemend mooie uitzichten; ’s zomers loop je hier tussen de rood-paarse heide en de gele steekbrem. Vooral bij de iets zuidelijker gelegen Pointe de Dinan geeft die begroeiing een mooi beeld. Deze kaap is rustiger maar de uitzichten zijn er niet minder om.

We sluiten de dag af op een allercharmantst en supereenvoudig campinkje in het rustige, mooi gelegen dorpje Landévennec. Basale voorzieningen liggen in de buurt en je dient de volgende ochtend op de Mairie (gemeentehuis) te betalen. Een gunstig microklimaat zorgt hier voor een subtropische vegetatie: palmen, mimosa en camelia’s.

De historische streek Cornouaille

Midden in het departement, nou ja, ongeveer, ligt een van de hoogste ‘bergen’ van Bretagne: Ménez-Hom. Geen wonder van landschappelijke schoonheid, maar de gemakkelijke rit naar de parkeerplaats boven bezorgt je wel een mooi overzicht van de Bretonse landschappen. Het opgepoetste Locronan, ook op de lijst van karakteristieke stadjes, heeft schilderachtige plekjes en mooie granieten huizen – charmant maar wat kunstmatig. De kerk heeft mooie glas-in-loodramen en een preekstoel met primitieve, ronde bas-reliefs. Iets westelijker ligt de uitgestrekte havenplaats Douarnenez, ook wel ‘de stad met de drie havens’ genoemd.

De weg van Douarnenez naar de Pointe du Van telt talloze zijweggetjes naar uitzichtpunten, vuurtorens en kustwandelpaadjes. Dit is het vroegere koninkrijk Cornouaille dat vroeger tot voorbij Quimper reikte. Het is een heerlijk gebied om langzaam doorheen te trekken; het binnenland is bezaaid met dorpjes met die stevige, kleine witte huizen en de kuststrook trakteert je op grillige rotspartijen, brede baaien en aardige vissershavens. Ook de westelijke kaap Pointe du Van leent zich voor een ontspannen verkenning. Mooie wandelpaden door de zonnige zomerkleuren (niet het hele jaar!), onder meer naar een 17e-eeuwse kapel. Meer bezoekers trekt de iets zuidelijker gelegen Pointe du Raz. Bij de (betaalde) parkeerplaats zijn cafés, souvenirwinkels en een bezoekerscentrum; die gebouwen zie je gelukkig niet als je richting kaap wandelt. Dat kan over verschillende paden. Het hoofdpad leidt direct naar de verkeerstoren voor de scheepvaart (van de Franse marine, niet toegankelijk). Vanaf het uitbundige beeld van Onze Lieve Vrouw van de Schipbreukelingen is het uitzicht overweldigend, helemaal als de zee wat woester is. Bij redelijk en goed weer is het Île de Sein zichtbaar; er wonen ruim 200 mensen, het is vrijwel autovrij en er is een hotel. Vanuit Audierne vertrekt dagelijks een boot naar dit ‘einde van de wereld’.

Via de aardige vissers- en jachthaven Audierne kun je naar het zuiden van dit schiereiland Cornouaille, bijvoorbeeld voor de prachtige calvaire (buitenaltaar met gebeeldhouwd lijdensverhaal) Notre-Dame-de-Tronoën, dicht bij Penmarc’h. De granieten calvarieberg en de gelijknamige kapel liggen in de duinen.

Quimper, culturele hoofdstad van Bretagne

Na alle ‘natuurgeweld’ vinden we het leuk om weer eens een stad te zien. Quimper (ruim 60.000 inwoners) is ook een leuke en mooie stad, de Olet stroomt er dwars doorheen. Het wordt gezien als de vaandeldrager van de Bretonse cultuur en de Keltische geschiedenis. Jaarlijks wordt hier eind juli het driedaagse Cornouaillefestival gehouden. Volkskunst en folklore worden hier gekoesterd, bijvoorbeeld in het Musée départemental breton.

Ook is Quimper bekend om zijn aardewerk; sinds 1690 wordt er faience gemaakt. Rond de gotische kathedraal met zijn luchtige spitsen liggen veel autovrije straten met gezellige cafés en restaurants; we zien opvallend veel jongeren op de terrassen. De oude straten van Quimper zijn omzoomd met mooie huizen, niet zelden in vakwerkbouw en met verdiepingen die een stukje uitsteken boven de rooilijn. Je vindt hier heel wat leuke winkels. Het Musée des Beaux-Arts tegenover de kathedraal toont veel werk van kunstenaars uit Bretagne maar ook collecties Hollandse, Vlaamse, Franse en Italiaanse schilderwerken.

Naar het groene midden

Onze laatste stadsbezoek betreft het gezellige havenstadje Concarneau dat vooral wordt bezocht vanwege de Cité close, een schelpvormig eilandje dat over een brug bereikbaar is – toeristisch en interessant. Dan kiezen we voor mooie wegen door het binnenland: langs kasteel Trévarez, het sluisje Le Gwaker en de Notre-Dame-du-Crann bij Spézet rijden we naar Huelgoat waar de rust van het bos ons aangenaam verrast.

Tekst en foto's: Harry Schuring


Laat een reactie achter

U bezoekt de website in Internet Explorer, deze browser is verouderd. Wij kunnen u niet garanderen dat de website optimaal functioneert. Wij raden u aan een andere browser te gebruiken.